Sommige mensen vragen dat de zelflimiterende verwarmingskabel een parallelle verwarmingskabel is, dat de spanning van de eerste en laatste secties gelijk moet zijn en dat de verwarmingstemperatuur van elke sectie gelijk moet zijn. Hoe kan er uiteindelijk een lage verwarmingstemperatuur zijn? Dit moet worden geanalyseerd vanuit het principe van spanningsverschil en het principe van zelfbegrenzende temperatuur.
Wat is een spanningsverschil? Wanneer de stroom door de elektrische verwarmingskabel gaat, zal er een spanningsverschil zijn tussen de twee uiteinden. De functie van de spanning is om de stroom soepel door de weerstand te laten stromen en een lus te vormen. Hoe groter de weerstand, hoe groter de verandering in het spanningsverschil.
De zelfbegrenzende temperatuurverwarmingskabel zelf heeft de eigenschap dat hij mee verandert met de verandering van de omgevingstemperatuur. De hoge omgevingstemperatuur verhoogt de weerstand en vermindert de doorlaatstroom. De temperatuur aan het uiteinde is laag, wat mogelijk komt doordat de weerstand groter wordt, de doorlaatstroom kleiner wordt en het spanningsverschil tussen het kop- en staartuiteinde groter wordt, wat ook normaal is.
Een andere reden is dat de lengte van de zelfbegrenzende verwarmingskabel zelf wordt overschreden tijdens het installatieproces. Omdat de zelfbeperkende elektrische verwarmingsweerstand met temperatuur zal veranderen, geldt: hoe hoger de weerstand aan het uiteinde van de verwarmingskabel, hoe lager de temperatuur. Om deze situatie te voorkomen, moet tijdens de installatie een bepaalde lengte elektrische verwarmingskabel worden gereserveerd.